Kerkelijke archieven zijn ‘de papieren neerslag van het handelen Gods met Zijn gemeente’, aldus Jan van Booma in het voorwoord van zijn handboek ‘Onderzoek in protestantse kerkelijke archieven in Nederland’ (1994). Daarmee verwoordde deze professionele archivaris vanuit theologisch oogpunt de waarde van het vastleggen, bewaren en toegankelijk maken van informatie over het reilen en zeilen van iedere christelijke geloofsgemeenschap.
Al in de tijd van de Reformatie namen kerkelijke vergaderingen de regels van het Concilie van Trente over om doop-, trouw- en ledenregisters bij te houden. Synodes, classes en kerkenraden moesten bovendien hun handelingen en besluiten op schrift stellen. In tal van kerkgebouwen werden ruimtes vrijgemaakt om officiële stukken in kisten en kasten veilig te bewaren. Deze administratie was nodig om bij huwelijken, verhuizingen, tuchtzaken of rechtshandelingen persoonsgegevens te kunnen verifiëren. Inmiddels fungeren archieven ook als bronnen voor zowel kerkelijke als algemene geschiedschrijving op lokaal en regionaal niveau.
Als we even principieel als pragmatisch het nut van kerkelijke archiefzorg moeten omschrijven, dan kunnen we de volgende overwegingen maken met oog op de kerk, de samenleving en het nageslacht.
Kerkelijke archiefzorg is goed voor de kerk, want:
- het evangelie is gericht op het ontvangen, doorgeven en herinneren van geloof, hoop en liefde;
- het besef van traditie, continuïteit en verandering inspireert tot eigentijds en toekomstgericht handelen;
- het verantwoorden, delen en overdragen van praktijken bevordert dat ‘alle dingen in orde geschieden’.
Kerkelijke archiefzorg is goed voor de samenleving, want:
- de kerk is gebaat bij transparantie over haar functioneren in de maatschappij;
- de kerk moet zich kunnen verantwoorden over haar plaats in de democratische rechtsstaat;
- de kerk is betrokken bij de uitdagingen van de moderne (digitale) informatiesamenleving.
Kerkelijke archiefzorg is goed voor het nageslacht, want:
- gelovigen in de toekomst zijn erfgenamen van het voorgeslacht;
- geschiedschrijvers (van amateurs tot wetenschappers) zijn afhankelijk van betrouwbare bronnen;
- gelovige én ongelovige mensen zijn geïnteresseerd in het (geloofs)leven van vroegere generaties.
Deze drie clusters vormen een doorlopende cyclus van het verleden, het heden en de toekomst, want ‘later is nu’. Als kerkelijke archieven de (fysieke of digitale) sporen vertonen van Gods werk in de wereld, dan is elke kerkelijke ‘archiefverzorger’ een schakel in de keten van informatievoorziening waarmee God door middel van mensen de geschiedenis schrijft.
Als kerkelijke archieven – minder theologisch geredeneerd – hoe dan ook informatie bevatten over wezenlijke aspecten van de geschiedenis van ons land en volk, dan verdienen ze behouden te blijven in het collectieve geheugen.